Eind mei werd ik door een journalist gevraagd om een reactie op het medische beloop bij een patiënte met een schildklier aandoening, die haar voedingsgewoonten radicaal had aangepast.

De vraag was als volgt:
Voor het tijdschrift Margriet werk ik aan een artikel over schildklierproblemen, waarin de nadruk ligt op de auto-immune aandoeningen Hashimoto’s en Graves’. Ik sprak met enkele patiënten die succes hebben gehad met het uit hun voeding elimineren van vermeende auto-immuun triggers als tarwe en zuivel. Zij baseren hun interventie op het werk van mensen als Dr. Alessio Fasano en Dr. Loren Cordain, wier onderzoek suggereert dat vrijwel alle auto-immuniteit in de darm begint en het gevolg is van (kort door de bocht) de mismatch tussen een bepaald genotype en door omgevingsfactoren geïnduceerde zonulineprovocaties.
Wat is het standpunt van de Nederlandse Vereniging voor Endocrinologie in deze??

Vandaag kreeg ik van een goede bekende (dank, Laura!!) een kopietje van het betreffende artikel, dat is geplaatst in een recent nummer van de Margriet.
Het volgende was mijn antwoord aan de journalist:

Geachte heer …
Ik kan niet officieel namens de NVE (waar ik secretaris ben) spreken, alleen namens mij zelf.
Desalniettemin kan ik u mededelen dat de studies die o.a. door Alessio (Fasano, red.) worden uitgevoerd, een heel nieuw licht werpen op de interactie tussen genetische aanleg, de bacteriële flora in de darm, en het effect van bepaalde nutriënten, die gezamenlijk in een soort van interactie een invloed kunnen hebben op auto-immuun processen, zoals type 1 diabetes. Schildklier aandoeningen zijn ook een vorm van een autoimmuun ziekte.

Er wordt al vele jaren onderzoek gedaan naar de effecten van bepaalde allergenen in de voeding en het ontstaan van immunologische aandoeningen zoals allergie / atopie. Het bekendste voorbeeld van overgevoeligheid voor bepaalde voedingsbestanddelen is natuurlijk de gluten-gevoelige spruw, coeliakie.

Ook in het veld van andere aandoeningen zoals type 1 diabetes spelen dergelijke interacties. Er wordt veel onderzoek gedaan naar de interactie van de diverse factoren. Naast autoimmuun ziekten lijkt de samenstelling van de darmflora een relatie te hebben met overgewicht. Er is verschil in darmflora tussen mensen met overgewicht en mensen die slank zijn. Er wordt zelfs gewerkt aan transplantatie van de darmflora van de ene persoon naar de andere.
Mogelijk kunnen bepaalde voedingsbestanddelen de darmflora beïnvloeden, en zo de darmintegriteit. We kennen dit ook van bv de effecten van bepaalde antibiotica op de darmflora. Vetten en koolhydraten hebben een verschillend effect op de darmflora, en ook prebiotica en probiotica hebben specifiek effecten.

Diabetogene factoren in het voedsel en de darmflora moeten eerst de darmwand passeren om de ontwikkeling van bv. type 1 diabetes te kunnen induceren. Er zijn al langer aanwijzingen dat mensen met type 1 diabetes een hogere darmdoorlaatbaarheid hebben dan mensen zonder diabetes. Dit heeft wsl te maken met de zgn tight junctions in de darm, en juist die tight junctions worden beïnvloed door het eiwit zonuline. Ook bacteriën en bepaalde voedingsbestanddelen zoals gluten kunnen deze tight junctions beïnvloeden, hetzij rechtstreeks, hetzij via dit zonuline. Alessio Fasano heeft al 7 jaar geleden laten zien dat mensen met type 1 diabetes verhoogde zonuline spiegels hebben.

We weten in ieder geval dat bij proefdieren, die een grote kans hebben om type 1 diabetes te krijgen, het toepassen van specifieke diëten (bv gehydrolyseerd caseïne dieet of gluten vrije diëten) of modulatie van de darmflora de intestinale barrière kunnen verbeteren en het ontstaan van type 1 diabetes kunnen uitstellen.

BB-DP (diabetes prone) ratten met weinig Bacteroides bacteriën in hun darmen ontwikkelen geen type 1 diabetes, en overbrengen van bv. Lactobacilli van diabetes resistente ratten naar diabetes prone ratten beschermt deze ratten tegen het ontstaan van diabetes. Ook zijn er aanwijzingen (publicatie uit 2011) dat patiënten met type 1 diabetes al een afwijkende microbiële darmflora hebben vóór het ontstaan van klinische verschijnselen van de diabetes. Hierbij zag men een toename van bepaalde Bacteroides en afname van Firmicutes bacteriën over de tijd.

Onder andere met deze informatie als achtergrond loopt er al lange tijd een studie naar het effect van koemelk op het ontstaan van type 1 diabetes (www.trigr.org).

Alessio Fasano ontwikkelt met een aantal anderen o.a. remmers van het zonuline eiwit, bv larazotide (http://www.albatherapeutics.com/ProductDevelopment/Pipeline/tabid/77/Default.aspx).

Ik kan me dus goed voorstellen dat er mensen zijn met Graves die baat hebben bij bepaalde voedingsinterventies, die een effect hebben op de darmflora en hierdoor immunologische processen beïnvloeden.
Het is nog wel erg moeilijk om precies na te gaan welke personen dat zouden kunnen zijn.

Kortom, alhoewel de huidige inzichten nog geen duidelijk antwoord kunnen geven welke voedingsaanpassingen nuttig kunnen zijn, en of het ene dieet nu beter is dan het andere, is meer onderzoek hiernaar absoluut noodzakelijk. Alleen, in de huidige tijden waarin steeds minder geld voor goed wetenschappelijk onderzoek beschikbaar is, lijkt dit gemakkelijker gezegd dan gedaan.