Bij aandoeningen van de schildklier wordt steeds meer aandacht besteed aan restklachten, en het soms niet meer op niveau kunnen sporten. Toch zijn er in de geschiedenis flink wat sporters, die ondanks een schildklierziekte topprestaties leverden. Mijn meest favoriete is het voorbeeld van Gail Devers, vastgelegd in een fraaie autobiografie. Devers ontwikkelde de ziekte van Graves, onderging een behandeling met radioactief jodium, en werd daardoor hypothyreoot. Substitutie met schildklierhormoon herstelde haar stofwisseling, en vervolgens won zij nog twee keer een gouden medaille op de Olympische spelen.

Een ander voorbeeld, dat vaak wordt aangehaald, is dat van Carl Lewis. Lewis beschrijft in zijn autobiografie hoe de diagnose hypothyreoidie werd gesteld, en hoe hij na behandeling in staat was om op de Olympische spelen van 1996 in Atlanta uitstekend te presteren. Echter, enkele jaren geleden werd de diagnose in twijfel getrokken in een artikel in The Wall Street Journal  (http://goo.gl/ICA9wq). De endocrinoloog dr. Jeffrey Brown, die Lewis behandelde, wordt beschreven als iemand die bij een ongekend groot aantal topatleten een te traag werkend schildklier vaststelde en behandelde. Schildklierhormoon kan vrij gebruikt worden, en staat niet op de dopinglijst. Maar kan schildklierhormoon iemand’s prestaties verbeteren? Carl Lewis zegt in zijn boek: “The way Dr. Brown explained it, maybe I’m missing only 5% of my body’s capacity to perform, which would be virtually impossible for most people to notice in their daily activities. But 5% is huge for a track and field athlete.” Jammer genoeg blijft de ziektebeschrijving een beetje vaag. Zou Lewis daadwerkelijk anti-TPO antistoffen hebben gehad, zoals bij de ziekte van Hashimoto? Ook is hij getest op de ziekte van Addison, uitval van de bijnierschors; deze test was normaal.

ScreenHunter_01 May. 08 23.16

Wat gebeurt er met de schildklierwaarden tijdens inspanning? Een mooi onderzoek is een jaar of 15 geleden gedaan bij topwielrenners die de Ronde van Spanje reden. Tijdens de wielerronde steeg in geringe mate – met name in de 3e week – het vrijT4 en vrijT3 gehalte, maar het TSH gehalte veranderde niet. Bij acute inspanning zien we T4 en T3 eerst iets hoger worden, en bij nog heviger inspanning weer terugkeren naar de beginwaarden. Een onderzoek in 2014 onder ruim 600 topatleten toonde dat zij vergelijkbare waarden van TSH, vrijT4 en vrijT3 hadden als personen uit de algemene bevolking. Dit alles maakt een mens extra nieuwsgierig naar de bloedwaarden van al die atleten met hypothyreoidie. MIJN laatste TSH was 2,0, vrijT4 14,3 (dit is iets lager dan het gemiddelde in Nederland)!

Dit artikel verscheen in het juni nummer van het blad Schild.